Erfelijkheid

 Elk organisme heeft een genoom, dit genoom is opgeslagen in de chromosomen, deze vormen het DNA. Deze chromosomen zitten in elke cel van een organisme en de chromosomen worden bij voortplanting gekopieerd en doorgegeven aan het nageslacht. Een organisme heeft dus (een combinatie van) de genen van zijn ouder(s). Bij geslachtelijke voortplanting is het 50% van beide ouders, bij ongeslachtelijk komt het hele genoom van een ouder, omdat er ook maar 1 is.

In de tijd van Darwin was DNA alleen nog niet bekend en begreep men het principe van overerving nog niet helemaal. Men kon namelijk nog niet verklaren waarom soms iets wel overgeërfd werd en soms niet, en ook niet waarom een kenmerk een paar generaties kon verdwijnen en dan opeens terugkeren. Dit allen heeft te maken met dat sommige vormen van genen dominant (bovengeschikt) zijn over een andere vorm van hetzelfde gen en het recessieve (ondergeschikt) gen dan dus niet tot uiting komt. Een voorbeeld hiervan is dat het gen voor bruine ogen dominant is over dat voor blauwe. Je hebt beide blauwe ogen genen nodig om blauwe ogen te krijgen, terwijl je bij 1 blauwe en 1 bruine je toch bruine ogen krijgt.

Het is niet altijd zo dat slechts 1 gen tot uiting komt, het kan ook een mengvorm van twee of meer genen zijn, zo wordt je authentieke huidkleur en haarkleur bepaalt.

Het genetisch materiaal wordt dus overgeërfd, maar het uiteindelijk uiterlijk hangt af van welk gen dominant en welk recessief of dat het een combinatie van beide genen is.

Verandering van genetisch materiaal

Genetisch materiaal is niet zo statisch als bij “erfelijkheid“ lijkt te zijn. Het kan veranderen door mutaties op de genen. Bij het kopiëren gaat er dan iets fout en komt er een verkeerd nucleïnezuur (bouwstof van DNA) op het chromosoom te zitten en zo is het dus een ander gen geworden. Dit gebeurt zonder enig doel en kan ook een positief gevolg hebben, toch is het meestal negatief, want o.a. kanker is het gevolg van een mutatie in het genoom.

Voor evolutie is deze verandering erg belangrijk het zorgt namelijk voor andere genen en dit zorgt weer voor nieuwe soorten, want doordat er langdurig (miljoenen jaren) steeds kleine veranderingen in het DNA zijn veranderd het soort en  kunnen er dus ook nieuwe soorten ontstaan.

 Selectie

Dit wordt meestal omschreven als “survival of the fittest”, hierbij gaat het er niet om hoe fit het organisme is maar  hoe goed het zich heeft aangepast aan de omgeving (het komt van to fit). Dit geldt dan per individu. Neem bijvoorbeeld een populatie konijnen en in de omgeving is een vos. Steeds eet de vos het konijn op dat het langzaamste onder de grond kan komen, dus de langzaamste konijnen worden opgegeten en kunnen zich dus minder goed voortplanten ten opzichte van de snellere konijnen, hieruit volgt dus dat de konijnen met de mutaties in de genen dat konijnen sneller worden zullen overleven, terwijl de konijnen met verlangzamende mutaties zich niet zullen voortplanten. Hieruit volgt dat de konijnen steeds sneller zullen worden. De konijnen passen zich dus aan de vos aan om zo beter in de omgeving te passen.

Valt nu de factor vos weg, zullen alle konijnen overleven en is dus de snelheid niet meer van belang. Andere factoren als voedsel of warmte zullen dan belangrijker worden.

Een ander voorbeeld is een populatie muizen met zwarte en witte muizen. Als er nu opeens sneeuw valt, zullen de zwarte muizen een slechte schutkleur hebben en dus snel opgegeten worden. Terwijl de witte muizen niet opvallen en dus zullen overleven. De witte muizen passen dus beter in de omgeving dan de zwarte.

Ook de zwartheid of witheid is genetisch bepaald en zo gaat het bij selectie erom dat je genen zo goed mogelijk in de omgeving passen. Daarnaast is het altijd goed omsnel te kunnen voortplanten, dit kan door vaak voort te planten of door veel nakomelingen per keer te krijgen. Veel nakomelingen is gunstig voor een organisme, omdat je dan zo veel mogelijk variatie hebt en hoe sneller de voortplanting hoe vaker de jouw genen gekopieerd worden en dus hoe vaker ze voorkomen en het biologische doel van nakomelingen krijgen is het zorgen dat jouw genen blijven bestaan.

Selectie zorgt er dus voor dat de genen die het beste in de omgeving passen blijven bestaan en zich vermenigvuldigen.

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb